Door Tom van Veen en Annemieke Klijn
Wil, voluit Willem, Albeda (1925-2014) kwam in 1982 naar Maastricht met de opdracht om als bouwdecaan de Faculteit der Economische Wetenschappen, tegenwoordig de School of Business and Economics, op te zetten. Met Albeda haalde de Rijksuniversiteit Limburg een boegbeeld van formaat binnen met een uitgebreid netwerk, zowel nationaal als internationaal. Het was ongetwijfeld in hoge mate aan Albeda te danken dat de Rijksuniversiteit Limburg voldoende (politieke) steun verwierf om in september 1984 met een studie economie te starten. Deze studie moest een eigen gezicht krijgen, zich onderscheiden van de ‘verstarde curricula’ elders, stelde Albeda strategisch. Hij bepleitte een doorbreking van de grenzen tussen bedrijfseconomie en algemene economie. Bovendien had een goede econoom volgens hem altijd oog voor de bredere maatschappelijke context. Stimulering van de regionale ontwikkeling in Limburg was een uiterst belangrijk punt, zeker gezien de economische malaise van de jaren tachtig.
Albeda was in 1925 in Rotterdam geboren in een gereformeerd, sociaal bewogen gezin. Hij deed eerst de ulo en daarna de hbs. Tijdens de bezetting werd hij in 1943 bij een razzia opgepakt en als dwangarbeider in het werkkamp Oberhausen tewerkgesteld. Kort na de bevrijding bleek hij een beenmergontsteking te hebben in zijn schedel, waar hij een litteken in het voorhoofd aan overhield. Hij ging aan de Economische Hogeschool in Rotterdam studeren en promoveerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Voor zijn komst naar Maastricht had hij diverse functies bekleed, zoals hoogleraar sociaaleconomisch beleid aan de Economische Hogeschool in Rotterdam en internationaal secretaris van de vakcentrale Christelijke Nederlandse Verbond. In het kabinet-Van Agt I (1977-1981) was hij minister van Sociale Zaken. Albeda was van huis uit actief in de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), later in het Christen-Democratisch Appèl (CDA), waar hij een plek in de linkervleugel innam.
Een van de medewerkers die aan de wieg stonden van de Faculteit der Economische Wetenschappen, Tom van Veen (1953), later Dean of Internationalisation in Maastricht bewaart goede herinneringen aan Albeda. Albeda was volgens hem ‘politiek gepokt en gemazeld en wist heel goed hoe hij zijn doel moest bereiken. Als oud-minister had hij uitstekende ingangen in de regio, zowel in de politiek als in het bedrijfsleven.’ Bovendien paste hij, aldus Van Veen, in de onderzoeksthema’s van de economische faculteit zoals deze destijds werden geformuleerd: arbeid, technologie en overheidsgedrag. Als hoogleraar was Albeda ‘een ‘ouderwetse’, brede econoom die helaas steeds schaarser worden. Zijn grootste verdienste was dat hij de economische faculteit binnen en buiten de universiteit stevig wist te verankeren. Er werd destijds immers wat smalend gedaan over die nieuwe economische faculteit in Maastricht. Niet alleen in den lande, maar ook binnen de universiteit moest de faculteit haar plaats veroveren. Dat heeft Albeda op uitstekende wijze gedaan, zowel in Maastricht, als in Nederland als in het buitenland. Voor Wil was de wereld altijd al een internationale wereld en de faculteit heeft veel geprofiteerd van zijn internationale netwerk. Hij kende de wereld en belangrijker, de wereld kende hem. Als hij je met iemand in contact bracht, dan was dat nooit zonder resultaat. Hij werd gerespecteerd in zijn netwerk. Hij was ook een initiator en groot voorstander van de internationaliseringsstrategie die de faculteit eind jaren tachtig ging heeft ontwikkeld.’
Met zijn ‘gigantische netwerk’ was Albeda, zo stelt ook Joan Muysken (1948) die in 1984 de eerste hoogleraar algemene economie werd, een ‘heel waardevolle asset’. Zo was Albeda een van de grondleggers van het Maastricht Economic Research Insitute on Innovation and Technology (MERIT), dat later samenging met het Maastrichtse instituut van de United Nations University (UNU). Ook stond hij aan de wieg van het Research Centrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Zijn goede contacten binnen het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen kwamen toen goed van pas. Albeda ‘humoristisch, slim, rustig en open in de omgang’, stelt van Veen – ‘Het duurde altijd wel even voordat je deze eigenschappen ontdekte, want Albeda was ook nog steeds een echte Fries. Sommigen vonden hem stug in de omgang en konden moeilijk tot hem doordringen, maar dat lag meer aan zijn, ondanks al zijn ervaringen, verlegenheid dan aan zijn warme persoonlijkheid. Zijn Friese wortels lieten zich ook zien in zijn vasthoudendheid om dingen te bereiken. Hij kon ook op een heel charmante manier zijn doel bereiken’.
Hoewel Albeda’s aandacht vanaf eind jaren tachtig meer en meer richting Randstad ging – zo werd hij voorzitter van de Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid en combineerde hij een hoogleraarschap in Maastricht met een wisselleerstoel aan de Universiteit Utrecht – was hij zo veel van Maastricht gaan houden, dat hij hier tot aan zijn dood op 6 mei 2014 bleef wonen.
zie ook een video over de historie van de Faculteit der Economische wetenschappen